Dutch
Detailed Translations for zakken in from Dutch to French
zakken in:
-
zakken in (wegzakken)
Translation Matrix for zakken in:
Verb | Related Translations | Other Translations |
s'affaisser | wegzakken; zakken in | doorbuigen; doorzakken; ineenzakken; ineenzijgen; kelderen; uitbuiken; uitzakken; verzakken; zakken |
s'enfoncer | wegzakken; zakken in | afglijden; aftakelen; afzakken; galvaniseren; in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken; vervallen; verzinken; wegglijden; wegzinken |
zakken in form of inzakken:
-
inzakken (in elkaar zakken; inzinken; invallen)
tomber en ruine; s'effondrer; s'écrouler; s'enfoncer-
tomber en ruine verbe
-
s'effondrer verbe
-
s'écrouler verbe
-
s'enfoncer verbe
-
-
inzakken (sterk afnemen; teruglopen; vallen)
Conjugations for inzakken:
o.t.t.
- zak in
- zakt in
- zakt in
- zakken in
- zakken in
- zakken in
o.v.t.
- zakte in
- zakte in
- zakte in
- zakten in
- zakten in
- zakten in
v.t.t.
- ben ingezakt
- bent ingezakt
- is ingezakt
- zijn ingezakt
- zijn ingezakt
- zijn ingezakt
v.v.t.
- was ingezakt
- was ingezakt
- was ingezakt
- waren ingezakt
- waren ingezakt
- waren ingezakt
o.t.t.t.
- zal inzakken
- zult inzakken
- zal inzakken
- zullen inzakken
- zullen inzakken
- zullen inzakken
o.v.t.t.
- zou inzakken
- zou inzakken
- zou inzakken
- zouden inzakken
- zouden inzakken
- zouden inzakken
diversen
- zak in!
- zakt in!
- ingezakt
- inzakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
inzakken (sterk in waarde dalen; kelderen; terugvallen)