Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. zich opstapelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zich opstapelen from Dutch to French

zich opstapelen:

zich opstapelen verbe

  1. zich opstapelen (zich ophopen; accumuleren)
    cumuler; entasser; superposer; empiler; s'accumuler; s'amasser; s'amonceler
    • cumuler verbe (cumule, cumules, cumulons, cumulez, )
    • entasser verbe (entasse, entasses, entassons, entassez, )
    • superposer verbe (superpose, superposes, superposons, superposez, )
    • empiler verbe (empile, empiles, empilons, empilez, )
    • s'accumuler verbe
    • s'amasser verbe
    • s'amonceler verbe

Translation Matrix for zich opstapelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
cumuler accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen accumuleren; cumuleren; hopen; op bankrekening zetten; opeenhopen; sparen
empiler accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen accumuleren; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; ophopen; opkroppen; opstapelen; stapelen
entasser accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen accumuleren; hamsteren; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; oppotten; opstapelen; opzij leggen; potten; stapelen
s'accumuler accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen
s'amasser accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen samendringen
s'amonceler accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen
superposer accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen accumuleren; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen

Wiktionary Translations for zich opstapelen:


Cross Translation:
FromToVia
zich opstapelen accumuler accumulate — to grow in number

Related Translations for zich opstapelen