Dutch
Detailed Synonyms for aanmanen in Dutch
aanmanen:
-
aanmanen
Conjugations for aanmanen:
o.t.t.
- maan aan
- maant aan
- maant aan
- manen aan
- manen aan
- manen aan
o.v.t.
- maande aan
- maande aan
- maande aan
- maanden aan
- maanden aan
- maanden aan
v.t.t.
- heb aangemaand
- hebt aangemaand
- heeft aangemaand
- hebben aangemaand
- hebben aangemaand
- hebben aangemaand
v.v.t.
- had aangemaand
- had aangemaand
- had aangemaand
- hadden aangemaand
- hadden aangemaand
- hadden aangemaand
o.t.t.t.
- zal aanmanen
- zult aanmanen
- zal aanmanen
- zullen aanmanen
- zullen aanmanen
- zullen aanmanen
o.v.t.t.
- zou aanmanen
- zou aanmanen
- zou aanmanen
- zouden aanmanen
- zouden aanmanen
- zouden aanmanen
diversen
- maan aan!
- maant aan!
- aangemaand
- aanmanende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze