Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate aanspraken

Synonyms for "aanspraken" in Dutch

Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. aanspraken:
  2. aanspreken:

Dutch

Detailed Synonyms for aanspraken in Dutch

aanspraken:

aanspraken [de ~] nom, pluriel

  1. de aanspraken
    de aanspraken

aanspreken:

aanspreken [znw.] nom

  1. aanspreken
    aanspreken; benaderen; spreken tot

aanspreken verbe (spreek aan, spreekt aan, sprak aan, spraken aan, aangesproken)

  1. aanspreken
    appelleren aan het gevoel; aanspreken; appelleren aan
  2. aanspreken
    aanspreken; toespreken
    • aanspreken verbe (spreek aan, spreekt aan, sprak aan, spraken aan, aangesproken)
    • toespreken verbe (spreek toe, spreekt toe, sprak toe, spraken toe, toegesproken)

Conjugations for aanspreken:

o.t.t.
  1. spreek aan
  2. spreekt aan
  3. spreekt aan
  4. spreken aan
  5. spreken aan
  6. spreken aan
o.v.t.
  1. sprak aan
  2. sprak aan
  3. sprak aan
  4. spraken aan
  5. spraken aan
  6. spraken aan
v.t.t.
  1. heb aangesproken
  2. hebt aangesproken
  3. heeft aangesproken
  4. hebben aangesproken
  5. hebben aangesproken
  6. hebben aangesproken
v.v.t.
  1. had aangesproken
  2. had aangesproken
  3. had aangesproken
  4. hadden aangesproken
  5. hadden aangesproken
  6. hadden aangesproken
o.t.t.t.
  1. zal aanspreken
  2. zult aanspreken
  3. zal aanspreken
  4. zullen aanspreken
  5. zullen aanspreken
  6. zullen aanspreken
o.v.t.t.
  1. zou aanspreken
  2. zou aanspreken
  3. zou aanspreken
  4. zouden aanspreken
  5. zouden aanspreken
  6. zouden aanspreken
diversen
  1. spreek aan!
  2. spreekt aan!
  5. aangesproken
  6. aansprekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0446 seconds
Page rendered in 1.0 seconds