Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. aftappen:


Dutch

Detailed Synonyms for aftappen in Dutch

aftappen:

aftappen verbe (tap af, tapt af, tapte af, tapten af, afgetapt)

  1. aftappen
    tappen; aftappen
    • tappen verbe (tap, tapt, tapte, tapten, getapt)
    • aftappen verbe (tap af, tapt af, tapte af, tapten af, afgetapt)

Conjugations for aftappen:

o.t.t.
  1. tap af
  2. tapt af
  3. tapt af
  4. tappen af
  5. tappen af
  6. tappen af
o.v.t.
  1. tapte af
  2. tapte af
  3. tapte af
  4. tapten af
  5. tapten af
  6. tapten af
v.t.t.
  1. heb afgetapt
  2. hebt afgetapt
  3. heeft afgetapt
  4. hebben afgetapt
  5. hebben afgetapt
  6. hebben afgetapt
v.v.t.
  1. had afgetapt
  2. had afgetapt
  3. had afgetapt
  4. hadden afgetapt
  5. hadden afgetapt
  6. hadden afgetapt
o.t.t.t.
  1. zal aftappen
  2. zult aftappen
  3. zal aftappen
  4. zullen aftappen
  5. zullen aftappen
  6. zullen aftappen
o.v.t.t.
  1. zou aftappen
  2. zou aftappen
  3. zou aftappen
  4. zouden aftappen
  5. zouden aftappen
  6. zouden aftappen
diversen
  1. tap af!
  2. tapt af!
  3. afgetapt
  4. aftappende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aftappen [znw.] nom

  1. aftappen
    aftappen