Dutch
Detailed Synonyms for beet in Dutch
beet:
bijten:
-
bijten
– inwerken op de bovenlaag 1 -
bijten
– je tanden ergens in zetten 1
Conjugations for bijten:
o.t.t.
- bijt
- bijt
- bijt
- bijten
- bijten
- bijten
o.v.t.
- beet
- beet
- beet
- beten
- beten
- beten
v.t.t.
- heb gebeten
- hebt gebeten
- heeft gebeten
- hebben gebeten
- hebben gebeten
- hebben gebeten
v.v.t.
- had gebeten
- had gebeten
- had gebeten
- hadden gebeten
- hadden gebeten
- hadden gebeten
o.t.t.t.
- zal bijten
- zult bijten
- zal bijten
- zullen bijten
- zullen bijten
- zullen bijten
o.v.t.t.
- zou bijten
- zou bijten
- zou bijten
- zouden bijten
- zouden bijten
- zouden bijten
diversen
- bijt!
- bijt!
- gebeten
- bijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze