Dutch
Detailed Synonyms for benadrukken in Dutch
benadrukken:
-
benadrukken
-
benadrukken
Conjugations for benadrukken:
o.t.t.
- benadruk
- benadrukt
- benadrukt
- benadrukken
- benadrukken
- benadrukken
o.v.t.
- benadrukte
- benadrukte
- benadrukte
- benadrukten
- benadrukten
- benadrukten
v.t.t.
- heb benadrukt
- hebt benadrukt
- heeft benadrukt
- hebben benadrukt
- hebben benadrukt
- hebben benadrukt
v.v.t.
- had benadrukt
- had benadrukt
- had benadrukt
- hadden benadrukt
- hadden benadrukt
- hadden benadrukt
o.t.t.t.
- zal benadrukken
- zult benadrukken
- zal benadrukken
- zullen benadrukken
- zullen benadrukken
- zullen benadrukken
o.v.t.t.
- zou benadrukken
- zou benadrukken
- zou benadrukken
- zouden benadrukken
- zouden benadrukken
- zouden benadrukken
diversen
- benadruk!
- benadrukt!
- benadrukt
- benadrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze