Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. benadrukken:


Dutch

Detailed Synonyms for benadrukken in Dutch

benadrukken:

benadrukken verbe (benadruk, benadrukt, benadrukte, benadrukten, benadrukt)

  1. benadrukken
    benadrukken; beklemtonen; betonen
    • benadrukken verbe (benadruk, benadrukt, benadrukte, benadrukten, benadrukt)
    • beklemtonen verbe
    • betonen verbe (betoon, betoont, betoonde, betoonden, betoond)
  2. benadrukken
    benadrukken; accentueren
    • benadrukken verbe (benadruk, benadrukt, benadrukte, benadrukten, benadrukt)
    • accentueren verbe (accentueer, accentueert, accentueerde, accentueerden, geaccentueerd)

Conjugations for benadrukken:

o.t.t.
  1. benadruk
  2. benadrukt
  3. benadrukt
  4. benadrukken
  5. benadrukken
  6. benadrukken
o.v.t.
  1. benadrukte
  2. benadrukte
  3. benadrukte
  4. benadrukten
  5. benadrukten
  6. benadrukten
v.t.t.
  1. heb benadrukt
  2. hebt benadrukt
  3. heeft benadrukt
  4. hebben benadrukt
  5. hebben benadrukt
  6. hebben benadrukt
v.v.t.
  1. had benadrukt
  2. had benadrukt
  3. had benadrukt
  4. hadden benadrukt
  5. hadden benadrukt
  6. hadden benadrukt
o.t.t.t.
  1. zal benadrukken
  2. zult benadrukken
  3. zal benadrukken
  4. zullen benadrukken
  5. zullen benadrukken
  6. zullen benadrukken
o.v.t.t.
  1. zou benadrukken
  2. zou benadrukken
  3. zou benadrukken
  4. zouden benadrukken
  5. zouden benadrukken
  6. zouden benadrukken
diversen
  1. benadruk!
  2. benadrukt!
  3. benadrukt
  4. benadrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for benadrukken