Summary


Dutch

Detailed Synonyms for berekenend in Dutch

berekenend:

berekenend adj

  1. berekenend
  2. berekenend
    – doen waar je het meeste voordeel van hebt 1
    berekenend
    – doen waar je het meeste voordeel van hebt 1
    • berekenend adj
      • Ahmed lijkt zo aardig, maar hij is erg berekenend1

Alternate Synonyms for "berekenend":


Antonyms for "berekenend":


Related Definitions for "berekenend":

  1. doen waar je het meeste voordeel van hebt1
    • Ahmed lijkt zo aardig, maar hij is erg berekenend1

berekenend form of berekenen:

berekenen verbe (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)

  1. berekenen
    schatten; berekenen; ramen
    • schatten verbe (schat, schatte, schatten, geschat)
    • berekenen verbe (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • ramen verbe (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)
  2. berekenen
    berekenen; begroten
    • berekenen verbe (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • begroten verbe (begroot, begrootte, begrootten, begroot)
  3. berekenen
    berekenen; becijferen; uitwerken; calculeren; uitrekenen
    • berekenen verbe (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • becijferen verbe (becijfer, becijfert, becijferde, becijferden, becijferd)
    • uitwerken verbe (werk uit, werkt uit, werkte uit, werkten uit, uitgewerkt)
    • calculeren verbe (calculeer, calculeert, calculeerde, calculeerden, gecalculeerd)
    • uitrekenen verbe (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)
  4. berekenen
    – iets aan de weet komen door te rekenen 1
    berekenen; uitrekenen
    – iets aan de weet komen door te rekenen 1
    • berekenen verbe (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
      • heb je berekend hoe duur onze reis wordt?1
    • uitrekenen verbe (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)
      • kun je uitrekenen hoeveel je van me krijgt?1
  5. berekenen
    – het laten betalen 1
    berekenen
    – het laten betalen 1
    • berekenen verbe (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
      • Ahmed berekende mij alle kosten1

Conjugations for berekenen:

o.t.t.
  1. bereken
  2. berekent
  3. berekent
  4. berekenen
  5. berekenen
  6. berekenen
o.v.t.
  1. berekende
  2. berekende
  3. berekende
  4. berekenden
  5. berekenden
  6. berekenden
v.t.t.
  1. heb berekend
  2. hebt berekend
  3. heeft berekend
  4. hebben berekend
  5. hebben berekend
  6. hebben berekend
v.v.t.
  1. had berekend
  2. had berekend
  3. had berekend
  4. hadden berekend
  5. hadden berekend
  6. hadden berekend
o.t.t.t.
  1. zal berekenen
  2. zult berekenen
  3. zal berekenen
  4. zullen berekenen
  5. zullen berekenen
  6. zullen berekenen
o.v.t.t.
  1. zou berekenen
  2. zou berekenen
  3. zou berekenen
  4. zouden berekenen
  5. zouden berekenen
  6. zouden berekenen
diversen
  1. bereken!
  2. berekent!
  3. berekend
  4. berekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternate Synonyms for "berekenen":


Related Definitions for "berekenen":

  1. iets aan de weet komen door te rekenen1
    • heb je berekend hoe duur onze reis wordt?1
  2. het laten betalen1
    • Ahmed berekende mij alle kosten1