Dutch
Detailed Synonyms for berispen in Dutch
berispen:
-
berispen
-
berispen
-
berispen
-
berispen
– streng zeggen dat je zijn gedrag afkeurt 1
Conjugations for berispen:
o.t.t.
- berisp
- berispt
- berispt
- berispen
- berispen
- berispen
o.v.t.
- berispte
- berispte
- berispte
- berispten
- berispten
- berispten
v.t.t.
- heb berispt
- hebt berispt
- heeft berispt
- hebben berispt
- hebben berispt
- hebben berispt
v.v.t.
- had berispt
- had berispt
- had berispt
- hadden berispt
- hadden berispt
- hadden berispt
o.t.t.t.
- zal berispen
- zult berispen
- zal berispen
- zullen berispen
- zullen berispen
- zullen berispen
o.v.t.t.
- zou berispen
- zou berispen
- zou berispen
- zouden berispen
- zouden berispen
- zouden berispen
diversen
- berisp!
- berispt!
- berispt
- berispend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze