Dutch
Detailed Synonyms for bezet in Dutch
bezet:
-
bezet
-
bezet
-
bezet
– een ander land of een andere groep is er de baas 1 -
bezet
– in gebruik door iemand anders 1
Related Definitions for "bezet":
bezet form of bezetten:
-
bezetten
-
bezetten
-
bezetten
– de leiding overnemen 1 -
bezetten
– uit protest in beslag nemen 1 -
bezetten
– een plaats in beslag nemen 1
Conjugations for bezetten:
o.t.t.
- bezet
- bezet
- bezet
- bezetten
- bezetten
- bezetten
o.v.t.
- bezette
- bezette
- bezette
- bezetten
- bezetten
- bezetten
v.t.t.
- heb bezet
- hebt bezet
- heeft bezet
- hebben bezet
- hebben bezet
- hebben bezet
v.v.t.
- had bezet
- had bezet
- had bezet
- hadden bezet
- hadden bezet
- hadden bezet
o.t.t.t.
- zal bezetten
- zult bezetten
- zal bezetten
- zullen bezetten
- zullen bezetten
- zullen bezetten
o.v.t.t.
- zou bezetten
- zou bezetten
- zou bezetten
- zouden bezetten
- zouden bezetten
- zouden bezetten
diversen
- bezet!
- bezet!
- bezet
- bezettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze