Dutch
Detailed Synonyms for dalend in Dutch
dalend:
dalend form of dalen:
-
dalen
-
dalen
-
dalen
– een kleinere waarde krijgen 1 -
dalen
– omlaag gaan 1
Conjugations for dalen:
o.t.t.
- daal
- daalt
- daalt
- dalen
- dalen
- dalen
o.v.t.
- daalde
- daalde
- daalde
- daalden
- daalden
- daalden
v.t.t.
- ben gedaald
- bent gedaald
- is gedaald
- zijn gedaald
- zijn gedaald
- zijn gedaald
v.v.t.
- was gedaald
- was gedaald
- was gedaald
- waren gedaald
- waren gedaald
- waren gedaald
o.t.t.t.
- zal dalen
- zult dalen
- zal dalen
- zullen dalen
- zullen dalen
- zullen dalen
o.v.t.t.
- zou dalen
- zou dalen
- zou dalen
- zouden dalen
- zouden dalen
- zouden dalen
diversen
- daal!
- daalt!
- gedaald
- dalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de dalen