Dutch
Detailed Synonyms for duren in Dutch
duren:
-
duren
-
duren
-
duren
– tijd in beslag nemen 1
Conjugations for duren:
o.t.t.
- duurt
o.v.t.
- duurde
v.t.t.
- heeft geduurd
v.v.t.
- had geduurd
o.t.t.t.
- zal duren
o.v.t.t.
- zou duren
diversen
- geduurd
- durend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze