Dutch
Detailed Synonyms for een eed afleggen in Dutch
een eed afleggen:
een eed afleggen verbe (leg een eed af, legt een eed af, legde een eed af, legden een eed af, een eed afgelegd)
-
een eed afleggen
zweren; een eed afleggen-
een eed afleggen verbe (leg een eed af, legt een eed af, legde een eed af, legden een eed af, een eed afgelegd)
Conjugations for een eed afleggen:
o.t.t.
- leg een eed af
- legt een eed af
- legt een eed af
- leggen een eed af
- leggen een eed af
- leggen een eed af
o.v.t.
- legde een eed af
- legde een eed af
- legde een eed af
- legden een eed af
- legden een eed af
- legden een eed af
v.t.t.
- heb een eed afgelegd
- hebt een eed afgelegd
- heeft een eed afgelegd
- hebben een eed afgelegd
- hebben een eed afgelegd
- hebben een eed afgelegd
v.v.t.
- had een eed afgelegd
- had een eed afgelegd
- had een eed afgelegd
- hadden een eed afgelegd
- hadden een eed afgelegd
- hadden een eed afgelegd
o.t.t.t.
- zal een eed afleggen
- zult een eed afleggen
- zal een eed afleggen
- zullen een eed afleggen
- zullen een eed afleggen
- zullen een eed afleggen
o.v.t.t.
- zou een eed afleggen
- zou een eed afleggen
- zou een eed afleggen
- zouden een eed afleggen
- zouden een eed afleggen
- zouden een eed afleggen
diversen
- leg een eed af!
- legt een eed af!
- een eed afgelegd
- een eed afleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze