Dutch
Detailed Synonyms for ijlen in Dutch
ijlen:
-
ijlen
raaskallen; kletsen; onzin verkopen; ijlen; wartaal spreken; onzin uitkramen-
onzin verkopen verbe (verkoop onzin, verkoopt onzin, verkocht onzin, verkochten onzin, onzin verkocht)
-
wartaal spreken verbe
-
onzin uitkramen verbe
-
ijlen
haasten; jagen; zich spoeden; aanpoten; overhaasten; voortmaken; haast maken; ijlen; spoeden-
zich spoeden verbe
-
ijlen
zich haasten; opschieten; jagen; snellen; zich spoeden; vliegen; spoeden; jachten; reppen; jakkeren; ijlen-
zich haasten verbe
-
zich spoeden verbe
-
reppen verbe
-
Conjugations for ijlen:
o.t.t.
- ijl
- ijlt
- ijlt
- ijlen
- ijlen
- ijlen
o.v.t.
- ijlde
- ijlde
- ijlde
- ijlden
- ijlden
- ijlden
v.t.t.
- heb geijld
- hebt geijld
- heeft geijld
- hebben geijld
- hebben geijld
- hebben geijld
v.v.t.
- had geijld
- had geijld
- had geijld
- hadden geijld
- hadden geijld
- hadden geijld
o.t.t.t.
- zal ijlen
- zult ijlen
- zal ijlen
- zullen ijlen
- zullen ijlen
- zullen ijlen
o.v.t.t.
- zou ijlen
- zou ijlen
- zou ijlen
- zouden ijlen
- zouden ijlen
- zouden ijlen
en verder
- ben geijld
- bent geijld
- is geijld
- zijn geijld
- zijn geijld
- zijn geijld
diversen
- ijl!
- ijlt!
- geijld
- ijlend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "ijlen":
ijlen form of ijl:
-
ijl
-
ijl
-
ijl