Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. indruk:
  2. indrukken:


Dutch

Detailed Synonyms for indruk in Dutch

indruk:

indruk [de ~ (m)] nom

  1. de indruk
    de indruk
  2. de indruk
    – uitwerking die het heeft op gedachten en gevoel 1
    de indruk; de impressie
    – uitwerking die het heeft op gedachten en gevoel 1
    • indruk [de ~ (m)] nom
      • het optreden van Rob de Nijs maakte veel indruk1
    • impressie [de ~ (v)] nom
      • tijdens de reis heb ik veel impressies opgedaan1

Related Words for "indruk":


Alternate Synonyms for "indruk":


Related Definitions for "indruk":

  1. uitwerking die het heeft op gedachten en gevoel1
    • het optreden van Rob de Nijs maakte veel indruk1

indrukken:

indrukken verbe (druk in, drukt in, drukte in, drukten in, ingedrukt)

  1. indrukken
    indrukken; induwen
    • indrukken verbe (druk in, drukt in, drukte in, drukten in, ingedrukt)
    • induwen verbe (duw in, duwt in, duwde in, duwden in, ingeduwd)

Conjugations for indrukken:

o.t.t.
  1. druk in
  2. drukt in
  3. drukt in
  4. drukken in
  5. drukken in
  6. drukken in
o.v.t.
  1. drukte in
  2. drukte in
  3. drukte in
  4. drukten in
  5. drukten in
  6. drukten in
v.t.t.
  1. heb ingedrukt
  2. hebt ingedrukt
  3. heeft ingedrukt
  4. hebben ingedrukt
  5. hebben ingedrukt
  6. hebben ingedrukt
v.v.t.
  1. had ingedrukt
  2. had ingedrukt
  3. had ingedrukt
  4. hadden ingedrukt
  5. hadden ingedrukt
  6. hadden ingedrukt
o.t.t.t.
  1. zal indrukken
  2. zult indrukken
  3. zal indrukken
  4. zullen indrukken
  5. zullen indrukken
  6. zullen indrukken
o.v.t.t.
  1. zou indrukken
  2. zou indrukken
  3. zou indrukken
  4. zouden indrukken
  5. zouden indrukken
  6. zouden indrukken
en verder
  1. is ingedrukt
diversen
  1. druk in!
  2. drukt in!
  3. ingedrukt
  4. indrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "indrukken":


Related Synonyms for indruk