Dutch

Detailed Synonyms for klieven in Dutch

klieven:

klieven verbe (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)

  1. klieven
    kloven; klieven; doormidden hakken; doorklieven; doorhakken; doorhouwen; in tweeën houwen
    • kloven verbe (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
    • klieven verbe (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)
    • doorklieven verbe (klief door, klieft door, kliefde door, kliefden door, doorgekliefd)
    • doorhakken verbe (hak door, hakt door, hakte door, hakten door, doorgehakt)
    • doorhouwen verbe (houw door, houwt door, houwde door, houwden door, doorgehouwd)
  2. klieven
    splitsen; kloven; uiteensplijten; splijten; klieven
    • splitsen verbe (splits, splitst, splitsde, splitsden, gesplitst)
    • kloven verbe (kloof, klooft, kloofde, kloofden, gekloofd)
    • uiteensplijten verbe (splijt uiteen, splijtte uiteen, splijtten uiteen, uiteengespleten)
    • splijten verbe (splijt, speet, spleten, gespleten)
    • klieven verbe (klief, klieft, kliefde, kliefden, gekliefd)

Conjugations for klieven:

o.t.t.
  1. klief
  2. klieft
  3. klieft
  4. klieven
  5. klieven
  6. klieven
o.v.t.
  1. kliefde
  2. kliefde
  3. kliefde
  4. kliefden
  5. kliefden
  6. kliefden
v.t.t.
  1. ben gekliefd
  2. bent gekliefd
  3. is gekliefd
  4. zijn gekliefd
  5. zijn gekliefd
  6. zijn gekliefd
v.v.t.
  1. was gekliefd
  2. was gekliefd
  3. was gekliefd
  4. waren gekliefd
  5. waren gekliefd
  6. waren gekliefd
o.t.t.t.
  1. zal klieven
  2. zult klieven
  3. zal klieven
  4. zullen klieven
  5. zullen klieven
  6. zullen klieven
o.v.t.t.
  1. zou klieven
  2. zou klieven
  3. zou klieven
  4. zouden klieven
  5. zouden klieven
  6. zouden klieven
diversen
  1. klief!
  2. klieft!
  3. gekliefd
  4. klievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for klieven