Dutch

Detailed Synonyms for krul in Dutch

krul:

krul [de ~] nom

  1. de krul
    de krul; krulvorm
  2. de krul
    de krul; de haarkrul
  3. de krul
    krullende haarlok; de krul; het krulletje
  4. de krul
    vespasienne; de krul; het urinoir; de waterplaats; straaturinoir

Related Words for "krul":


krul form of krullen:

krullen verbe (krul, krult, krulde, krulden, gekruld)

  1. krullen
    krullen; in de krul zetten

Conjugations for krullen:

o.t.t.
  1. krul
  2. krult
  3. krult
  4. krullen
  5. krullen
  6. krullen
o.v.t.
  1. krulde
  2. krulde
  3. krulde
  4. krulden
  5. krulden
  6. krulden
v.t.t.
  1. ben gekruld
  2. bent gekruld
  3. is gekruld
  4. zijn gekruld
  5. zijn gekruld
  6. zijn gekruld
v.v.t.
  1. was gekruld
  2. was gekruld
  3. was gekruld
  4. waren gekruld
  5. waren gekruld
  6. waren gekruld
o.t.t.t.
  1. zal krullen
  2. zult krullen
  3. zal krullen
  4. zullen krullen
  5. zullen krullen
  6. zullen krullen
o.v.t.t.
  1. zou krullen
  2. zou krullen
  3. zou krullen
  4. zouden krullen
  5. zouden krullen
  6. zouden krullen
en verder
  1. ben gekruld
  2. bent gekruld
  3. is gekruld
  4. zijn gekruld
  5. zijn gekruld
  6. zijn gekruld
diversen
  1. krul!
  2. krult!
  3. gekruld
  4. krullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

krullen [de ~] nom, pluriel

  1. de krullen
    de krullen
  2. de krullen
    de permanent; het krulhaar; de krullen; krulletjes

Related Words for "krullen":


Related Synonyms for krul