Dutch
Detailed Synonyms for lok in Dutch
lok:
lok form of lokken:
-
lokken
-
lokken
Conjugations for lokken:
o.t.t.
- lok
- lokt
- lokt
- lokken
- lokken
- lokken
o.v.t.
- lokte
- lokte
- lokte
- lokten
- lokten
- lokten
v.t.t.
- heb gelokt
- hebt gelokt
- heeft gelokt
- hebben gelokt
- hebben gelokt
- hebben gelokt
v.v.t.
- had gelokt
- had gelokt
- had gelokt
- hadden gelokt
- hadden gelokt
- hadden gelokt
o.t.t.t.
- zal lokken
- zult lokken
- zal lokken
- zullen lokken
- zullen lokken
- zullen lokken
o.v.t.t.
- zou lokken
- zou lokken
- zou lokken
- zouden lokken
- zouden lokken
- zouden lokken
en verder
- ben gelokt
- bent gelokt
- is gelokt
- zijn gelokt
- zijn gelokt
- zijn gelokt
diversen
- lok!
- lokt!
- gelokt
- lokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze