Dutch
Detailed Synonyms for nawerken in Dutch
nawerken:
-
nawerken
Conjugations for nawerken:
o.t.t.
- werk na
- werkt na
- werkt na
- werken na
- werken na
- werken na
o.v.t.
- werkte na
- werkte na
- werkte na
- werkten na
- werkten na
- werkten na
v.t.t.
- heb nagewerkt
- hebt nagewerkt
- heeft nagewerkt
- hebben nagewerkt
- hebben nagewerkt
- hebben nagewerkt
v.v.t.
- had nagewerkt
- had nagewerkt
- had nagewerkt
- hadden nagewerkt
- hadden nagewerkt
- hadden nagewerkt
o.t.t.t.
- zal nawerken
- zult nawerken
- zal nawerken
- zullen nawerken
- zullen nawerken
- zullen nawerken
o.v.t.t.
- zou nawerken
- zou nawerken
- zou nawerken
- zouden nawerken
- zouden nawerken
- zouden nawerken
en verder
- is nagewerkt
diversen
- werk na!
- werkt na!
- nagewerkt
- nawerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze