Dutch
Detailed Synonyms for ogen in Dutch
ogen:
-
ogen
Conjugations for ogen:
o.t.t.
- oog
- oogt
- oogt
- ogen
- ogen
- ogen
o.v.t.
- oogde
- oogde
- oogde
- oogden
- oogden
- oogden
v.t.t.
- heb geoogd
- hebt geoogd
- heeft geoogd
- hebben geoogd
- hebben geoogd
- hebben geoogd
v.v.t.
- had geoogd
- had geoogd
- had geoogd
- hadden geoogd
- hadden geoogd
- hadden geoogd
o.t.t.t.
- zal ogen
- zult ogen
- zal ogen
- zullen ogen
- zullen ogen
- zullen ogen
o.v.t.t.
- zou ogen
- zou ogen
- zou ogen
- zouden ogen
- zouden ogen
- zouden ogen
diversen
- oog!
- oogt!
- geoogd
- ogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "ogen":
oog:
-
het oog
-
het oog
– elk van de twee organen waarmee je kunt zien 1 -
het oog
– ronde opening in een voorwerp 1