Dutch
Detailed Synonyms for ontplooien in Dutch
ontplooien:
-
ontplooien
-
ontplooien
tot bloei komen; ontplooien; opfleuren; tot volle wasdom komen; opbloeien-
tot bloei komen verbe (kom tot bloei, komt tot bloei, kwam tot bloei, kwamen tot bloei, tot bloei gekomen)
-
tot volle wasdom komen verbe
-
-
ontplooien
Conjugations for ontplooien:
o.t.t.
- ontplooi
- ontplooit
- ontplooit
- ontplooien
- ontplooien
- ontplooien
o.v.t.
- ontplooide
- ontplooide
- ontplooide
- ontplooiden
- ontplooiden
- ontplooiden
v.t.t.
- heb ontplooid
- hebt ontplooid
- heeft ontplooid
- hebben ontplooid
- hebben ontplooid
- hebben ontplooid
v.v.t.
- had ontplooid
- had ontplooid
- had ontplooid
- hadden ontplooid
- hadden ontplooid
- hadden ontplooid
o.t.t.t.
- zal ontplooien
- zult ontplooien
- zal ontplooien
- zullen ontplooien
- zullen ontplooien
- zullen ontplooien
o.v.t.t.
- zou ontplooien
- zou ontplooien
- zou ontplooien
- zouden ontplooien
- zouden ontplooien
- zouden ontplooien
en verder
- is ontplooid
- zijn ontplooid
diversen
- ontplooi!
- ontplooit!
- ontplooid
- ontplooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze