Summary
Dutch
Detailed Synonyms for ontrollen in Dutch
ontrollen:
-
ontrollen
Conjugations for ontrollen:
o.t.t.
- ontrol
- ontrolt
- ontrolt
- ontrollen
- ontrollen
- ontrollen
o.v.t.
- ontrolde
- ontrolde
- ontrolde
- ontrolden
- ontrolden
- ontrolden
v.t.t.
- heb ontrold
- hebt ontrold
- heeft ontrold
- hebben ontrold
- hebben ontrold
- hebben ontrold
v.v.t.
- had ontrold
- had ontrold
- had ontrold
- hadden ontrold
- hadden ontrold
- hadden ontrold
o.t.t.t.
- zal ontrollen
- zult ontrollen
- zal ontrollen
- zullen ontrollen
- zullen ontrollen
- zullen ontrollen
o.v.t.t.
- zou ontrollen
- zou ontrollen
- zou ontrollen
- zouden ontrollen
- zouden ontrollen
- zouden ontrollen
en verder
- is ontrold
- zijn ontrold
diversen
- ontrol!
- ontrolt!
- ontrold
- ontrollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze