Summary
Dutch
Detailed Synonyms for pesten in Dutch
pesten:
Conjugations for pesten:
o.t.t.
- pest
- pest
- pest
- pesten
- pesten
- pesten
o.v.t.
- pestte
- pestte
- pestte
- pestten
- pestten
- pestten
v.t.t.
- heb gepest
- hebt gepest
- heeft gepest
- hebben gepest
- hebben gepest
- hebben gepest
v.v.t.
- had gepest
- had gepest
- had gepest
- hadden gepest
- hadden gepest
- hadden gepest
o.t.t.t.
- zal pesten
- zult pesten
- zal pesten
- zullen pesten
- zullen pesten
- zullen pesten
o.v.t.t.
- zou pesten
- zou pesten
- zou pesten
- zouden pesten
- zouden pesten
- zouden pesten
en verder
- ben gepest
- bent gepest
- is gepest
- zijn gepest
- zijn gepest
- zijn gepest
diversen
- pest!
- pest!
- gepest
- pestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "pesten":
pesten form of pest:
-
de pest
-
de pest