Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate preek

Synonyms for "preek" in Dutch

Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. preek:
  2. preken:

Dutch

Detailed Synonyms for preek in Dutch

preek:

preek [de ~] nom

  1. de preek
    de preek

Related Words for "preek":


preken:

preken verbe (preek, preekt, preekte, preekten, gepreekt)

  1. preken
    preken
    • preken verbe (preek, preekt, preekte, preekten, gepreekt)

Conjugations for preken:

o.t.t.
  1. preek
  2. preekt
  3. preekt
  4. preken
  5. preken
  6. preken
o.v.t.
  1. preekte
  2. preekte
  3. preekte
  4. preekten
  5. preekten
  6. preekten
v.t.t.
  1. heb gepreekt
  2. hebt gepreekt
  3. heeft gepreekt
  4. hebben gepreekt
  5. hebben gepreekt
  6. hebben gepreekt
v.v.t.
  1. had gepreekt
  2. had gepreekt
  3. had gepreekt
  4. hadden gepreekt
  5. hadden gepreekt
  6. hadden gepreekt
o.t.t.t.
  1. zal preken
  2. zult preken
  3. zal preken
  4. zullen preken
  5. zullen preken
  6. zullen preken
o.v.t.t.
  1. zou preken
  2. zou preken
  3. zou preken
  4. zouden preken
  5. zouden preken
  6. zouden preken
diversen
  1. preek!
  2. preekt!
  5. gepreekt
  6. prekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "preken":








Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0553 seconds
Page rendered in 1.0 seconds