Dutch
Detailed Synonyms for proppen in Dutch
proppen:
-
proppen
-
proppen
– er grote hoeveelheden in duwen 1
Conjugations for proppen:
o.t.t.
- prop
- propt
- propt
- proppen
- proppen
- proppen
o.v.t.
- propte
- propte
- propte
- propten
- propten
- propten
v.t.t.
- heb gepropt
- hebt gepropt
- heeft gepropt
- hebben gepropt
- hebben gepropt
- hebben gepropt
v.v.t.
- had gepropt
- had gepropt
- had gepropt
- hadden gepropt
- hadden gepropt
- hadden gepropt
o.t.t.t.
- zal proppen
- zult proppen
- zal proppen
- zullen proppen
- zullen proppen
- zullen proppen
o.v.t.t.
- zou proppen
- zou proppen
- zou proppen
- zouden proppen
- zouden proppen
- zouden proppen
diversen
- prop!
- propt!
- gepropt
- proppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze