Dutch
Detailed Synonyms for snap in Dutch
snap:
-
de snap
Related Words for "snap":
snap form of snappen:
-
snappen
-
snappen
-
snappen
-
snappen
– het kunnen volgen met je verstand 1
Conjugations for snappen:
o.t.t.
- snap
- snapt
- snapt
- snappen
- snappen
- snappen
o.v.t.
- snapte
- snapte
- snapte
- snapten
- snapten
- snapten
v.t.t.
- ben gesnapt
- bent gesnapt
- is gesnapt
- zijn gesnapt
- zijn gesnapt
- zijn gesnapt
v.v.t.
- was gesnapt
- was gesnapt
- was gesnapt
- waren gesnapt
- waren gesnapt
- waren gesnapt
o.t.t.t.
- zal snappen
- zult snappen
- zal snappen
- zullen snappen
- zullen snappen
- zullen snappen
o.v.t.t.
- zou snappen
- zou snappen
- zou snappen
- zouden snappen
- zouden snappen
- zouden snappen
diversen
- snap!
- snapt!
- gesnapt
- snappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het snappen