Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. spartelen:


Dutch

Detailed Synonyms for spartelen in Dutch

spartelen:

spartelen verbe (spartel, spartelt, spartelde, spartelden, gesparteld)

  1. spartelen
    spartelen
    • spartelen verbe (spartel, spartelt, spartelde, spartelden, gesparteld)

Conjugations for spartelen:

o.t.t.
  1. spartel
  2. spartelt
  3. spartelt
  4. spartelen
  5. spartelen
  6. spartelen
o.v.t.
  1. spartelde
  2. spartelde
  3. spartelde
  4. spartelden
  5. spartelden
  6. spartelden
v.t.t.
  1. heb gesparteld
  2. hebt gesparteld
  3. heeft gesparteld
  4. hebben gesparteld
  5. hebben gesparteld
  6. hebben gesparteld
v.v.t.
  1. had gesparteld
  2. had gesparteld
  3. had gesparteld
  4. hadden gesparteld
  5. hadden gesparteld
  6. hadden gesparteld
o.t.t.t.
  1. zal spartelen
  2. zult spartelen
  3. zal spartelen
  4. zullen spartelen
  5. zullen spartelen
  6. zullen spartelen
o.v.t.t.
  1. zou spartelen
  2. zou spartelen
  3. zou spartelen
  4. zouden spartelen
  5. zouden spartelen
  6. zouden spartelen
en verder
  1. ben gesparteld
  2. bent gesparteld
  3. is gesparteld
  4. zijn gesparteld
  5. zijn gesparteld
  6. zijn gesparteld
diversen
  1. spartel!
  2. spartelt!
  3. gesparteld
  4. spartelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze