Dutch
Detailed Synonyms for teruggaan in Dutch
teruggaan:
-
teruggaan
-
teruggaan
-
teruggaan
-
teruggaan
achteruitgaan; teruggaan; instorten; verteren; bezwijken; verrotten; wegrotten; tenondergaan; vergaan; zinken-
achteruitgaan verbe (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
-
Conjugations for teruggaan:
o.t.t.
- ga terug
- gaat terug
- gaat terug
- gaan terug
- gaan terug
- gaan terug
o.v.t.
- ging terug
- ging terug
- ging terug
- gingen terug
- gingen terug
- gingen terug
v.t.t.
- ben teruggegaan
- bent teruggegaan
- is teruggegaan
- zijn teruggegaan
- zijn teruggegaan
- zijn teruggegaan
v.v.t.
- was teruggegaan
- was teruggegaan
- was teruggegaan
- waren teruggegaan
- waren teruggegaan
- waren teruggegaan
o.t.t.t.
- zal teruggaan
- zult teruggaan
- zal teruggaan
- zullen teruggaan
- zullen teruggaan
- zullen teruggaan
o.v.t.t.
- zou teruggaan
- zou teruggaan
- zou teruggaan
- zouden teruggaan
- zouden teruggaan
- zouden teruggaan
diversen
- ga terug!
- gat terug!
- teruggegaan
- teruggaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze