Dutch
Detailed Synonyms for toosten in Dutch
toosten:
-
toosten
toosten; een toost uitbrengen-
een toost uitbrengen verbe (breng een toost uit, brengt een toost uit, bracht een toost uit, brachten een toost uit, een toost uitgebracht)
Conjugations for toosten:
o.t.t.
- toost
- toost
- toost
- toosten
- toosten
- toosten
o.v.t.
- toostte
- toostte
- toostte
- toostten
- toostten
- toostten
v.t.t.
- heb getoost
- hebt getoost
- heeft getoost
- hebben getoost
- hebben getoost
- hebben getoost
v.v.t.
- had getoost
- had getoost
- had getoost
- hadden getoost
- hadden getoost
- hadden getoost
o.t.t.t.
- zal toosten
- zult toosten
- zal toosten
- zullen toosten
- zullen toosten
- zullen toosten
o.v.t.t.
- zou toosten
- zou toosten
- zou toosten
- zouden toosten
- zouden toosten
- zouden toosten
en verder
- ben getoost
- bent getoost
- is getoost
- zijn getoost
- zijn getoost
- zijn getoost
diversen
- toost!
- toost!
- getoost
- toostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de toosten