Dutch
Detailed Synonyms for transpireren in Dutch
transpireren:
-
transpireren
Conjugations for transpireren:
o.t.t.
- transpireer
- transpireert
- transpireert
- transpireren
- transpireren
- transpireren
o.v.t.
- transpireerde
- transpireerde
- transpireerde
- transpireerden
- transpireerden
- transpireerden
v.t.t.
- heb getranspireerd
- hebt getranspireerd
- heeft getranspireerd
- hebben getranspireerd
- hebben getranspireerd
- hebben getranspireerd
v.v.t.
- had getranspireerd
- had getranspireerd
- had getranspireerd
- hadden getranspireerd
- hadden getranspireerd
- hadden getranspireerd
o.t.t.t.
- zal transpireren
- zult transpireren
- zal transpireren
- zullen transpireren
- zullen transpireren
- zullen transpireren
o.v.t.t.
- zou transpireren
- zou transpireren
- zou transpireren
- zouden transpireren
- zouden transpireren
- zouden transpireren
en verder
- ben getranspireerd
- bent getranspireerd
- is getranspireerd
- zijn getranspireerd
- zijn getranspireerd
- zijn getranspireerd
diversen
- transpireer!
- transpireert!
- getranspireerd
- transpirerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze