Dutch
Detailed Synonyms for venten in Dutch
venten:
-
venten
Conjugations for venten:
o.t.t.
- vent
- vent
- vent
- venten
- venten
- venten
o.v.t.
- ventte
- ventte
- ventte
- ventten
- ventten
- ventten
v.t.t.
- heb gevent
- hebt gevent
- heeft gevent
- hebben gevent
- hebben gevent
- hebben gevent
v.v.t.
- had gevent
- had gevent
- had gevent
- hadden gevent
- hadden gevent
- hadden gevent
o.t.t.t.
- zal venten
- zult venten
- zal venten
- zullen venten
- zullen venten
- zullen venten
o.v.t.t.
- zou venten
- zou venten
- zou venten
- zouden venten
- zouden venten
- zouden venten
diversen
- vent!
- vent!
- gevent
- ventend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "venten":
vent:
-
de vent
-
de vent
-
de vent
-
de vent
-
de vent
– stoere man 1