Dutch
Detailed Synonyms for verwachten in Dutch
verwachten:
-
verwachten
verwachten; uitkijken naar; tegemoetzien; vooruitzien-
uitkijken naar verbe (kijk uit naar, kijkt uit naar, keek uit naar, keken uit naar, uitgekeken naar)
-
verwachten
– denken dat het zal gebeuren 1 -
verwachten
– ervan uitgaan dat hij komt 1
Conjugations for verwachten:
o.t.t.
- verwacht
- verwacht
- verwacht
- verwachten
- verwachten
- verwachten
o.v.t.
- verwachtte
- verwachtte
- verwachtte
- verwachtten
- verwachtten
- verwachtten
v.t.t.
- heb verwacht
- hebt verwacht
- heeft verwacht
- hebben verwacht
- hebben verwacht
- hebben verwacht
v.v.t.
- had verwacht
- had verwacht
- had verwacht
- hadden verwacht
- hadden verwacht
- hadden verwacht
o.t.t.t.
- zal verwachten
- zult verwachten
- zal verwachten
- zullen verwachten
- zullen verwachten
- zullen verwachten
o.v.t.t.
- zou verwachten
- zou verwachten
- zou verwachten
- zouden verwachten
- zouden verwachten
- zouden verwachten
diversen
- verwacht!
- verwacht!
- verwacht
- verwachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze