Dutch
Detailed Synonyms for voorslaan in Dutch
voorslaan:
-
voorslaan
Conjugations for voorslaan:
o.t.t.
- sla voor
- slaat voor
- slaat voor
- slaan voor
- slaan voor
- slaan voor
o.v.t.
- sloeg voor
- sloeg voor
- sloeg voor
- sloegen voor
- sloegen voor
- sloegen voor
v.t.t.
- heb voorgeslagen
- hebt voorgeslagen
- heeft voorgeslagen
- hebben voorgeslagen
- hebben voorgeslagen
- hebben voorgeslagen
v.v.t.
- had voorgeslagen
- had voorgeslagen
- had voorgeslagen
- hadden voorgeslagen
- hadden voorgeslagen
- hadden voorgeslagen
o.t.t.t.
- zal voorslaan
- zult voorslaan
- zal voorslaan
- zullen voorslaan
- zullen voorslaan
- zullen voorslaan
o.v.t.t.
- zou voorslaan
- zou voorslaan
- zou voorslaan
- zouden voorslaan
- zouden voorslaan
- zouden voorslaan
diversen
- sla voor!
- slaat voor!
- voorgeslagen
- voorslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze