Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. instoppen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for instoppen from Dutch to Swedish

instoppen:

instoppen verbe (stop in, stopt in, stopte in, stopten in, ingestopt)

  1. instoppen (toedekken)
    stoppa in
    • stoppa in verbe (stoppar in, stoppade in, stoppat in)
  2. instoppen (doen in; inbrengen; indoen)
    lägga i
    • lägga i verbe (lägger i, lade i, lagt i)

Conjugations for instoppen:

o.t.t.
  1. stop in
  2. stopt in
  3. stopt in
  4. stoppen in
  5. stoppen in
  6. stoppen in
o.v.t.
  1. stopte in
  2. stopte in
  3. stopte in
  4. stopten in
  5. stopten in
  6. stopten in
v.t.t.
  1. heb ingestopt
  2. hebt ingestopt
  3. heeft ingestopt
  4. hebben ingestopt
  5. hebben ingestopt
  6. hebben ingestopt
v.v.t.
  1. had ingestopt
  2. had ingestopt
  3. had ingestopt
  4. hadden ingestopt
  5. hadden ingestopt
  6. hadden ingestopt
o.t.t.t.
  1. zal instoppen
  2. zult instoppen
  3. zal instoppen
  4. zullen instoppen
  5. zullen instoppen
  6. zullen instoppen
o.v.t.t.
  1. zou instoppen
  2. zou instoppen
  3. zou instoppen
  4. zouden instoppen
  5. zouden instoppen
  6. zouden instoppen
en verder
  1. ben ingestopt
  2. bent ingestopt
  3. is ingestopt
  4. zijn ingestopt
  5. zijn ingestopt
  6. zijn ingestopt
diversen
  1. stop in!
  2. stopt in!
  3. ingestopt
  4. instoppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for instoppen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
lägga i doen in; inbrengen; indoen; instoppen
stoppa in instoppen; toedekken binnensteken; iemand instoppen; inpassen; insteken; passen in; toedekken

Wiktionary Translations for instoppen:


Cross Translation:
FromToVia
instoppen anmäla; annonsera; bebåda; introducera; meddela introduire — Faire entrer une chose dans une autre.

Related Translations for instoppen