Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opporren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opporren from Dutch to Swedish

opporren:

opporren verbe (por op, port op, porde op, porden op, opgepord)

  1. opporren (oppoken; aanwakkeren)
    röra om; sköta elden
    • röra om verbe (rör om, rörde om, rört om)
    • sköta elden verbe (sköter elden, skötte elden, skött elden)

Conjugations for opporren:

o.t.t.
  1. por op
  2. port op
  3. port op
  4. porren op
  5. porren op
  6. porren op
o.v.t.
  1. porde op
  2. porde op
  3. porde op
  4. porden op
  5. porden op
  6. porden op
v.t.t.
  1. heb opgepord
  2. hebt opgepord
  3. heeft opgepord
  4. hebben opgepord
  5. hebben opgepord
  6. hebben opgepord
v.v.t.
  1. had opgepord
  2. had opgepord
  3. had opgepord
  4. hadden opgepord
  5. hadden opgepord
  6. hadden opgepord
o.t.t.t.
  1. zal opporren
  2. zult opporren
  3. zal opporren
  4. zullen opporren
  5. zullen opporren
  6. zullen opporren
o.v.t.t.
  1. zou opporren
  2. zou opporren
  3. zou opporren
  4. zouden opporren
  5. zouden opporren
  6. zouden opporren
en verder
  1. ben opgepord
  2. bent opgepord
  3. is opgepord
  4. zijn opgepord
  5. zijn opgepord
  6. zijn opgepord
diversen
  1. por op!
  2. port op!
  3. opgepord
  4. opporrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opporren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
röra om aanwakkeren; oppoken; opporren omroeren; roeren
sköta elden aanwakkeren; oppoken; opporren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
röra om doorgeroerd

Wiktionary Translations for opporren:


Cross Translation:
FromToVia
opporren peta poke — to poke a fire to remove ash or promote burning