Summary
Dutch
Detailed Translations for zachtheid from Dutch to Swedish
zachtheid:
-
de zachtheid (tederheid; liefkozing; gevoeligheid; innigheid; hartelijkheid)
-
de zachtheid (weekheid)
-
de zachtheid (slapheid; zwakte; zwakheid; sulligheid; laksheid; krachteloosheid; slapte; weekheid)
Translation Matrix for zachtheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fragilitet | krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte | |
svaghet | krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte | krachteloosheid; slapte; weekte; zwak punt; zwakheid; zwakte |
ömhet | gevoeligheid; hartelijkheid; innigheid; liefkozing; tederheid; zachtheid |
Related Words for "zachtheid":
Wiktionary Translations for zachtheid:
zacht:
-
zacht (zachtaardig; goedhartig; mild; welwillend; clement; mak)
-
zacht (zacht aanvoelend)
Translation Matrix for zacht:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
försiktigt | clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig | alert; bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; hoede; omzichtig; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend; zorgvuldig |
mild | clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig | effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; plat; strak; vlak; vlakuit |
milt | clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig | amicaal; effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; kameraadschappelijk; plat; strak; vlak; vlakuit; vriendschappelijk |
mjuk | zacht; zacht aanvoelend | lenig; murw; plooibaar; rimpelloos; soepel; vouwbaar |
mjukt | zacht; zacht aanvoelend | buigzaam; donzen; flexibel; lenig; meegaand; murw; plooibaar; rimpelloos; soepel; vouwbaar |
ömsint | clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig |
Related Words for "zacht":
Antonyms for "zacht":
Related Definitions for "zacht":
Wiktionary Translations for zacht:
zacht
Cross Translation:
adjective
-
gemakkelijk samen te drukken en/of te buigen
- zacht → mjuk
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zacht | → vän; mild; blid | ↔ bland — Mild; dull; soft; gentle; smooth in manner; suave |
• zacht | → mild | ↔ bland — Having a soothing effect; not irritating or stimulating |
• zacht | → mjuk | ↔ soft — giving way under pressure |
• zacht | → mör | ↔ tender — soft and easily chewed |
• zacht | → öm; ljuv | ↔ tender — fond, loving, gentle, sweet |
• zacht | → mjuk | ↔ weich — ohne großen Kraftaufwand plastisch verformbar |
• zacht | → späd | ↔ zart — wenig robust/widerstandsfähig |
• zacht | → ovass; blid; mild; söt | ↔ doux — Traductions à trier suivant le sens. |
• zacht | → behagfull; söt; snäll; vänlig | ↔ gentil — agréable, charmant, mignon, aimable. Qui a une certaine grâce, un certain agrément délicat. |
External Machine Translations: