Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. exploreren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for exploreren from Dutch to Swedish

exploreren:

exploreren verbe (exploreer, exploreert, exploreerde, exploreerden, geëxploreerd)

  1. exploreren
    utforska
    • utforska verbe (utforskar, utforskade, utforskat)

Conjugations for exploreren:

o.t.t.
  1. exploreer
  2. exploreert
  3. exploreert
  4. exploreren
  5. exploreren
  6. exploreren
o.v.t.
  1. exploreerde
  2. exploreerde
  3. exploreerde
  4. exploreerden
  5. exploreerden
  6. exploreerden
v.t.t.
  1. heb geëxploreerd
  2. hebt geëxploreerd
  3. heeft geëxploreerd
  4. hebben geëxploreerd
  5. hebben geëxploreerd
  6. hebben geëxploreerd
v.v.t.
  1. had geëxploreerd
  2. had geëxploreerd
  3. had geëxploreerd
  4. hadden geëxploreerd
  5. hadden geëxploreerd
  6. hadden geëxploreerd
o.t.t.t.
  1. zal exploreren
  2. zult exploreren
  3. zal exploreren
  4. zullen exploreren
  5. zullen exploreren
  6. zullen exploreren
o.v.t.t.
  1. zou exploreren
  2. zou exploreren
  3. zou exploreren
  4. zouden exploreren
  5. zouden exploreren
  6. zouden exploreren
en verder
  1. is geëxploreerd
  2. zijn geëxploreerd
diversen
  1. exploreer!
  2. exploreert!
  3. geëxploreerd
  4. explorerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for exploreren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
utforska exploreren aftasten; bevoelen; doorvorsen; naspeuren; nasporen; onderzoeken; uitvorsen; verkennen

Wiktionary Translations for exploreren:


Cross Translation:
FromToVia
exploreren bepröva; undersöka examinerobserver avec attention, avec réflexion.
exploreren söka om igen rechercher — (1)