Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. samentellen:
  2. samenstel:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for samenstellen from Dutch to Swedish

samenstellen:


Translation Matrix for samenstellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
- bij elkaar voegen

Related Words for "samenstellen":


Wiktionary Translations for samenstellen:


Cross Translation:
FromToVia
samenstellen sammanställa compilate — assemble from a collection
samenstellen sammanställa compile — assemble from a collection
samenstellen komponera composerformer un tout de l’assemblage de plusieurs parties, parler des choses physiques et des choses morales.
samenstellen ansluta; bifoga joindreapprocher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.

samenstellen form of samentellen:

samentellen verbe (stel samen, stelt samen, stelde samen, stelden samen, samengesteld)

  1. samentellen
    lägga till
    • lägga till verbe (lägger till, lade till, lagt till)

Conjugations for samentellen:

o.t.t.
  1. stel samen
  2. stelt samen
  3. stelt samen
  4. stellen samen
  5. stellen samen
  6. stellen samen
o.v.t.
  1. stelde samen
  2. stelde samen
  3. stelde samen
  4. stelden samen
  5. stelden samen
  6. stelden samen
v.t.t.
  1. heb samengesteld
  2. hebt samengesteld
  3. heeft samengesteld
  4. hebben samengesteld
  5. hebben samengesteld
  6. hebben samengesteld
v.v.t.
  1. had samengesteld
  2. had samengesteld
  3. had samengesteld
  4. hadden samengesteld
  5. hadden samengesteld
  6. hadden samengesteld
o.t.t.t.
  1. zal samentellen
  2. zult samentellen
  3. zal samentellen
  4. zullen samentellen
  5. zullen samentellen
  6. zullen samentellen
o.v.t.t.
  1. zou samentellen
  2. zou samentellen
  3. zou samentellen
  4. zouden samentellen
  5. zouden samentellen
  6. zouden samentellen
en verder
  1. ben samengesteld
  2. bent samengesteld
  3. is samengesteld
  4. zijn samengesteld
  5. zijn samengesteld
  6. zijn samengesteld
diversen
  1. stel samen!
  2. stelt samen!
  3. samengesteld
  4. samenstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for samentellen:

NounRelated TranslationsOther Translations
lägga till bijvoegen; optelsom; samenvoeging; toeleggen; toevoegen
VerbRelated TranslationsOther Translations
lägga till samentellen aansluiten; bijvoegen; erbij optellen; erbij tellen; expanderen; openen; supplementeren; toevoegen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden

samenstel:

samenstel [het ~] nom

  1. het samenstel (bestel)

Translation Matrix for samenstel:

NounRelated TranslationsOther Translations
ordning bestel; samenstel aaneenschakeling; discipline; dwang; gehoorzaamheid; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; onderwerping; opeenvolging; orde; ordelijkheid; tucht
rådande ordning bestel; samenstel

Related Words for "samenstel":

  • samenstellen