Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. accent:
  2. Wiktionary:
Swedish to Dutch:   more detail...
  1. accent:


Dutch

Detailed Translations for accent from Dutch to Swedish

accent:

accent [het ~] nom

  1. het accent (klemtoon; nadruk; hoofdtoon)
    betoning; eftertryck; emfas
  2. het accent (tongval; dialect; taaltje)
    dialekt

Translation Matrix for accent:

NounRelated TranslationsOther Translations
betoning accent; hoofdtoon; klemtoon; nadruk benadrukking
dialekt accent; dialect; taaltje; tongval dialect; streektaal; taaltje; tongval
eftertryck accent; hoofdtoon; klemtoon; nadruk grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; nauwheid; smalheid
emfas accent; hoofdtoon; klemtoon; nadruk
- klemtoon; nadruk

Related Words for "accent":


Synonyms for "accent":


Related Definitions for "accent":

  1. manier waarop je de woorden uitspreekt1
    • hij spreekt Nederlands met een Engels accent1
  2. zwaardere toon waarmee je een lettergreep uitspreekt1
    • het accent in 'aanraden' ligt op de eerste lettergreep1

Wiktionary Translations for accent:


Cross Translation:
FromToVia
accent accent; betoning accent — stronger articulation
accent accent accent — orthography: mark to indicate accent
accent brytning; accent accent — modulation of the voice
accent accent insistanceaction d’insister.

Related Translations for accent



Swedish

Detailed Translations for accent from Swedish to Dutch

accent:


Synonyms for "accent":


Wiktionary Translations for accent:


Cross Translation:
FromToVia
accent accent; klemtoon accent — stronger articulation
accent klemtoon; accent accent — orthography: mark to indicate accent
accent tongval; accent; uitspraak accent — modulation of the voice
accent accent; klemtoon; nadruk insistanceaction d’insister.