Summary
Dutch to Swedish: more detail...
-
hoop:
- förväntan; hopp; förhoppning; förväntning; massa; gäng; bunt; hord
- mängd; massa; massor; mycket; en stor del; hög; trave; röra; skit; skitkorv; stor del; en hel del; ansamling; ihop sättning
- hopen:
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for hoop from Dutch to Swedish
hoop:
-
de hoop (afwachting; verwachting)
-
de hoop (menigte; bende; schare; massa; horde; drom)
-
de hoop (kluit; berg)
-
de hoop (grote hoeveelheid; massa; berg; overvloed)
-
de hoop (stapel; opeenstapeling; opstapeling)
-
de hoop (opeenhoping; berg; bende)
-
de hoop (stuk poep; uitwerpsel; keutel; drol)
-
de hoop (heleboel; boel)
-
de hoop (opeenhoping; accumulatie; stapel; ophoping; opeenstapeling)
-
de hoop (samenscholing; accumulatie; groep; bende; troep)
Translation Matrix for hoop:
Related Words for "hoop":
Synonyms for "hoop":
Antonyms for "hoop":
Related Definitions for "hoop":
Wiktionary Translations for hoop:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hoop | → bunt | ↔ bundle — colloquial: large amount, especially of money |
• hoop | → massa; mängd; hög | ↔ crowd — group of things |
• hoop | → dröm | ↔ dream — hope or wish |
• hoop | → hopp | ↔ hope — belief that something wished for can happen |
• hoop | → förhoppning; hopp | ↔ hope — person or thing that is a source of hope |
• hoop | → förhoppning; hopp | ↔ Hoffnung — Glaube an ein erwünschtes, aber nicht wahrscheinliches Ereignis in der Zukunft |
• hoop | → hopp | ↔ Hoffnung — Mensch, Gegenstand oder Handlung, der oder die zu solchem Glauben Anlass gibt |
• hoop | → hopp; förhoppning; förväntan | ↔ espoir — Le fait d’espérer. — usage Pour ce sens, ce mot est rare au pluriel ; on le dit pourtant quelquefois dans la poésie et dans le style soutenu. |
• hoop | → hopp; förhoppning; förväntan | ↔ espérance — action d’espérer ou résultat de cette action. Se différencie du synonyme "espoir" qui s'inscrit dans le quotidien humain, matériel par sa dimension escathologique. |
• hoop | → hop; mängd | ↔ masse — amas de plusieurs parties qui faire corps ensemble. |
• hoop | → hop; massa; mängd | ↔ tas — Multitude de gens amassés ensemble. |
hopen:
-
hopen (van hoop vervuld zijn; spinzen; verlangen)
-
hopen (op hopen zetten)
-
hopen (opeenhopen; accumuleren)
Conjugations for hopen:
o.t.t.
- hoop
- hoopt
- hoopt
- hopen
- hopen
- hopen
o.v.t.
- hoopte
- hoopte
- hoopte
- hoopten
- hoopten
- hoopten
v.t.t.
- heb gehoopt
- hebt gehoopt
- heeft gehoopt
- hebben gehoopt
- hebben gehoopt
- hebben gehoopt
v.v.t.
- had gehoopt
- had gehoopt
- had gehoopt
- hadden gehoopt
- hadden gehoopt
- hadden gehoopt
o.t.t.t.
- zal hopen
- zult hopen
- zal hopen
- zullen hopen
- zullen hopen
- zullen hopen
o.v.t.t.
- zou hopen
- zou hopen
- zou hopen
- zouden hopen
- zouden hopen
- zouden hopen
diversen
- hoop!
- hoopt!
- gehoopt
- hopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hopen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
högar | hopen; stapels | bolus |
samla ihop | samenkomen | |
samla på hög | ophopen; stapelen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
anhopa | accumuleren; hopen; opeenhopen | |
hoppas | hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen | |
samla ihop | accumuleren; hopen; opeenhopen | bij elkaar brengen; bij elkaar vegen; bijeenbrengen; bijeenzamelen; concentreren; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; samenbrengen; samenscholen; sparen; vergaren; verzamelen |
samla på hög | accumuleren; hopen; opeenhopen | |
tråna | hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen | kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; verkwijnen; wegkwijnen |
tråna efter | hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen |
Related Words for "hopen":
Related Definitions for "hopen":
Wiktionary Translations for hopen:
hopen
Cross Translation:
verb
-
wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt
- hopen → hoppas
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hopen | → hoppas | ↔ hope — to want something to happen, with expectation that it might |
• hopen | → hoppas | ↔ hoffen — zuversichtlich erwarten, in die Zukunft vertrauen |
• hopen | → hoppas | ↔ espérer — (vieilli) soutenu|fr ou Acadie|fr (transitive) attendre la venue de quelqu’un. |
• hopen | → hoppas; önska | ↔ souhaiter — former un souhait. |