Dutch

Detailed Translations for het opgeven from Dutch to Swedish

opgeven:

opgeven verbe (geef op, geeft op, gaf op, gaven op, opgegeven)

  1. opgeven (inschrijven)
    registrera; värva; enrollera
    • registrera verbe (registrerar, registrerade, registrerat)
    • värva verbe (värvar, värvade, värvat)
    • enrollera verbe (enrollerar, enrollerade, enrollerat)
  2. opgeven (stoppen; afhaken; ophouden; )
    sluta; lägga av
    • sluta verbe (slutar, slutade, slutat)
    • lägga av verbe (lägger av, lade av, lagt av)
  3. opgeven (ermee uitscheiden; ophouden; stoppen; staken; uitscheiden)
    upphöra; sluta; överge; ge upp
    • upphöra verbe (upphör, upphörde, upphört)
    • sluta verbe (slutar, slutade, slutat)
    • överge verbe (överger, övergav, övergivit)
    • ge upp verbe (ger upp, gav upp, givit upp)
  4. opgeven (subscriberen; aanmelden; inschrijven; intekenen)
    ta del i; registrera sig; påmönstra; enrollera; låta värva sig
    • ta del i verbe (tar del i, tog del i, tagit del i)
    • registrera sig verbe (registrerar sig, registrerade sig, registrerat sig)
    • påmönstra verbe (påmönstrar, påmönstrade, påmönstrat)
    • enrollera verbe (enrollerar, enrollerade, enrollerat)
    • låta värva sig verbe (låter värva sig, lät värva mig, låtit värva sig)
  5. opgeven (capituleren; zich overgeven)
    ge upp; kapitulera
    • ge upp verbe (ger upp, gav upp, givit upp)
    • kapitulera verbe (kapitulerar, kapitulerade, kapitulerat)
  6. opgeven (de brui geven aan)
    ge upp; kasta in handduken
    • ge upp verbe (ger upp, gav upp, givit upp)
    • kasta in handduken verbe (kastar in handduken, kastade in handduken, kastat in handduken)
  7. opgeven (prijsgeven; opofferen)
    offra
    • offra verbe (offrar, offrade, offrat)
  8. opgeven (capituleren; zich overgeven; overgeven; uitleveren)
    kapitulera; överlämna sig; ge upp
    • kapitulera verbe (kapitulerar, kapitulerade, kapitulerat)
    • överlämna sig verbe (överlämnar sig, överlämnade sig, överlämnat sig)
    • ge upp verbe (ger upp, gav upp, givit upp)
  9. opgeven (hoop opgeven)
    uppge hopp
    • uppge hopp verbe (uppger hopp, uppgav hopp, uppgivit hopp)

Conjugations for opgeven:

o.t.t.
  1. geef op
  2. geeft op
  3. geeft op
  4. geven op
  5. geven op
  6. geven op
o.v.t.
  1. gaf op
  2. gaf op
  3. gaf op
  4. gaven op
  5. gaven op
  6. gaven op
v.t.t.
  1. heb opgegeven
  2. hebt opgegeven
  3. heeft opgegeven
  4. hebben opgegeven
  5. hebben opgegeven
  6. hebben opgegeven
v.v.t.
  1. had opgegeven
  2. had opgegeven
  3. had opgegeven
  4. hadden opgegeven
  5. hadden opgegeven
  6. hadden opgegeven
o.t.t.t.
  1. zal opgeven
  2. zult opgeven
  3. zal opgeven
  4. zullen opgeven
  5. zullen opgeven
  6. zullen opgeven
o.v.t.t.
  1. zou opgeven
  2. zou opgeven
  3. zou opgeven
  4. zouden opgeven
  5. zouden opgeven
  6. zouden opgeven
en verder
  1. ben opgegeven
  2. bent opgegeven
  3. is opgegeven
  4. zijn opgegeven
  5. zijn opgegeven
  6. zijn opgegeven
diversen
  1. geef op!
  2. geeft op!
  3. opgegeven
  4. opgevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opgeven [znw.] nom

  1. opgeven (aanvragen)

Translation Matrix for opgeven:

NounRelated TranslationsOther Translations
ansöka för någonting aanvragen; opgeven
offra heiligschennis; offeren; ontheiliging; sacrilege
VerbRelated TranslationsOther Translations
enrollera aanmelden; inschrijven; intekenen; opgeven; subscriberen inschrijven; intekenen
ge upp capituleren; de brui geven aan; ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; overgeven; staken; stoppen; uitleveren; uitscheiden; zich overgeven erop achteruitgaan; geld inleveren; overgeven; strijd opgeven; toegeven; zich over geven
kapitulera capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven zich overgeven
kasta in handduken de brui geven aan; opgeven
lägga av afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; eruitstappen; opgeven; ophouden; stoppen achterhouden; behouden; bespreken; eraf gaan; opzijleggen; reis boeken; reserveren; terughouden; vastleggen
låta värva sig aanmelden; inschrijven; intekenen; opgeven; subscriberen
offra opgeven; opofferen; prijsgeven offeren
påmönstra aanmelden; inschrijven; intekenen; opgeven; subscriberen
registrera inschrijven; opgeven aanmelden; aanmonsteren; indexeren; inschrijven; kadastreren; registreren; van indexnummers voorzien
registrera sig aanmelden; inschrijven; intekenen; opgeven; subscriberen inboeken; registreren
sluta afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; ermee uitscheiden; eruitstappen; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden aankomen; afsluiten; belanden; eindigen; finishen; geraken; haspelen; naar einde toewerken; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden; stoppen; terechtkomen; verzeilen
ta del i aanmelden; inschrijven; intekenen; opgeven; subscriberen
uppge hopp hoop opgeven; opgeven
upphöra ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden aflaten; belanden; geraken; ongeldig worden; ophouden; terechtkomen; verzeilen
värva inschrijven; opgeven inschrijven; intekenen
överge ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden afschaffen; afstaan; afstand doen; afzien; in de steek laten; overgeven; verlaten
överlämna sig capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven zich overgeven
- aanmelden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ge upp brui

Synonyms for "opgeven":


Antonyms for "opgeven":


Related Definitions for "opgeven":

  1. zeggen dat je eraan mee wilt doen1
    • hij gaf zich op voor de wedstrijd1
  2. ermee ophouden1
    • na twee keer proberen gaf hij het spel al op1
  3. als verloren beschouwen1
    • de zieke is opgegeven, hij wordt niet meer beter1
  4. het noemen1
    • wilt u uw naam en adres opgeven?1
  5. het uitspuwen1
    • hij gaf bloed op1
  6. opdragen als taak1
    • hij gaf een massa huiswerk op1

Wiktionary Translations for opgeven:


Cross Translation:
FromToVia
opgeven frångå; avstå från; ge upp abandon — to give up
opgeven glömma bury — to put an end to; to abandon
opgeven walk over forfeit — to give up in defeat
opgeven försaka; överge forsake — to abandon
opgeven ge upp; ge med sig give in — to relent or yield
opgeven sluta; sluta upp; upphöra; höra upp quit — to give up, stop doing something
opgeven stå say — to indicate in a written form
opgeven lämna; överge abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
opgeven avsäga sig; överge; avgå; abdikera abdiquerrenoncer à un pouvoir que l’on exercer ; se démettre de ses fonctions.
opgeven säga dire — Exprimer par la parole
opgeven förlora; mista perdrepriver de quelque chose qu’on avait, qu’on posséder.


Wiktionary Translations for het opgeven:


Cross Translation:
FromToVia
het opgeven die — to break down

Related Translations for het opgeven