Dutch
Detailed Translations for leegmaken from Dutch to Swedish
leegmaken:
-
leegmaken (leegdrinken; opdrinken; ledigen; uitdrinken)
-
leegmaken (leeghalen; uithalen; ledigen)
-
leegmaken (ledigen; legen; leeghalen)
-
leegmaken (leeggieten; ledigen; uitgieten)
Conjugations for leegmaken:
o.t.t.
- maak leeg
- maakt leeg
- maakt leeg
- maken leeg
- maken leeg
- maken leeg
o.v.t.
- maakte leeg
- maakte leeg
- maakte leeg
- maakten leeg
- maakten leeg
- maakten leeg
v.t.t.
- heb leeggemaakt
- hebt leeggemaakt
- heeft leeggemaakt
- hebben leeggemaakt
- hebben leeggemaakt
- hebben leeggemaakt
v.v.t.
- had leeggemaakt
- had leeggemaakt
- had leeggemaakt
- hadden leeggemaakt
- hadden leeggemaakt
- hadden leeggemaakt
o.t.t.t.
- zal leegmaken
- zult leegmaken
- zal leegmaken
- zullen leegmaken
- zullen leegmaken
- zullen leegmaken
o.v.t.t.
- zou leegmaken
- zou leegmaken
- zou leegmaken
- zouden leegmaken
- zouden leegmaken
- zouden leegmaken
en verder
- is leeggemaakt
- zijn leeggemaakt
diversen
- maak leeg!
- maakt leeg!
- leeggemaakt
- leegmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for leegmaken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
tommande | leegmaken; uitladen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dricka | ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; uitdrinken | alcohol gebruiken; borrel pakken; borrelen; drinken; een borrel drinken; neut nemen; zich laven; zich verkwikken; zijn dorst stillen |
dricka upp | ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; uitdrinken | |
hälla ut | ledigen; leeggieten; leegmaken; uitgieten | uitschenken |
rensa ut | ledigen; leeghalen; leegmaken; uithalen | uitplunderen; uitschudden |
tömma | ledigen; leeggieten; leeghalen; leegmaken; legen; uitgieten; uithalen | afscheiden; afvoeren; leeghalen; leegpompen; leegstorten; lozen; plunderen; uitknijpen; uitnemen; uitpersen; uitplunderen; uitpompen; uitscheiden; uitschudden; uitstoten; uitwerpen; uitzuigen |