Dutch

Detailed Translations for recht from Dutch to Swedish

recht:

recht [de ~ (m)] nom

  1. de recht (gerechtigheid)
    rätt; rättvisa
  2. de recht (gewoonterecht)
  3. de recht (rechtstitel; aanspraak; rechtsgrond; titel)
  4. de recht (rechtspleging; rechtspraak)
    domsaga; rätt; jurisdiktion; rättsskipning

Translation Matrix for recht:

NounRelated TranslationsOther Translations
domsaga recht; rechtspleging; rechtspraak
jurisdiktion recht; rechtspleging; rechtspraak departement; jurisdictie; rechtsgebied; rechtsgebieden
oskriven lag gewoonterecht; recht zede
rätt gerechtigheid; recht; rechtspleging; rechtspraak balie; gerecht; gerechtshof; hof; rechtbank; rechtscollege; schotel; tribunaal
rättsanspråk aanspraak; recht; rechtsgrond; rechtstitel; titel
rättsskipning recht; rechtspleging; rechtspraak
rättvisa gerechtigheid; recht billijkheid; eigenschap van rechtvaardigheid; justitia; rechtvaardigheid; redelijkheid; schappelijkheid
sedvänja gewoonterecht; recht zede
ModifierRelated TranslationsOther Translations
rätt correct; juiste
snörrät kaarsrecht; lijnrecht; loodrecht; recht

Related Words for "recht":


Antonyms for "recht":


Related Definitions for "recht":

  1. breisteek waarbij de steken aan de voorkant zijn ingestoken1
    • deze sjaal is recht gebreid1
  2. geheel van wetten en regels1
    • dit is in strijd met het Nederlandse recht1
  3. horizontaal of verticaal1
    • het schilderij hangt recht1
  4. niet gebogen1
    • teken een rechte lijn1
  5. wat eerlijk en rechtvaardig is1
    • je moet hem wel recht doen1
  6. wat je mag doen of hebben1
    • iedereen heeft recht op onderwijs1

Wiktionary Translations for recht:


Cross Translation:
FromToVia
recht rätt law — body of rules and standards to be applied by courts
recht rättsligt legal — relating to the law or to lawyers
recht rak right — straight, not bent
recht rätt; rättighet right — legal or moral entitlement
recht rak straight — not crooked or bent
recht rak gerade — nicht gebogen oder gekrümmt
recht anspråk på; rätt till AnrechtBerechtigung, eine Sache zu erwerben oder in Anspruch zu nehmen
recht rak; rät direct — Qui est droit, qui ne taire aucun détour.
recht rak; rät; lojal droit — Qui est du côté opposé à celui de son cœur (en supposant que son cœur est du même côté que pour la majorité des être humain), ou encore du côté de celui de la main qui sert à écrire chez la majorité (dans le cas où on parle de soi, car on utilise cet adjectif en adoptant le point de vue de la
recht ackurat; prompt exact — Qui suivre rigoureusement la vérité, la convention.
recht skatt; taxa; tribut impôtcharge public, droit imposer sur certaines choses.
recht riktig juste — Qui est conforme au droit, à la raison et à la justice.
recht taxa; tribut taxe — (vieilli) fixation faite officiellement du prix des denrées, des frais de justice, du port des lettres, etc.

Related Translations for recht