Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. straal:
  2. stralen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for straal from Dutch to Swedish

straal:

straal [de ~] nom

  1. de straal (straalbundel; stralenbundel)

Translation Matrix for straal:

NounRelated TranslationsOther Translations
strålknippe straal; straalbundel; stralenbundel

Related Words for "straal":


Wiktionary Translations for straal:


Cross Translation:
FromToVia
straal stråle beam — ray
straal stråle jet — stream of fluid
straal stråle ray — beam of light or radiation
straal stråle ray — mathematics: line extending indefinitely in one direction from a point
straal streck; strimla; strimma raieligne tracer sur une surface.

straal form of stralen:

stralen verbe (straal, straalt, straalde, straalden, gestraald)

  1. stralen (fonkelen; schijnen; flikkeren; )
    tindra; spraka; gnistra; spritta
    • tindra verbe (tindrar, tindrade, tindrat)
    • spraka verbe (sprakar, sprakade, sprakat)
    • gnistra verbe (gnistrar, gnistrade, gnistrat)
    • spritta verbe (spritter, spratt, spruttit)
  2. stralen (licht uitzenden; blaken)
    skina; stråla; lysa
    • skina verbe (skiner, sken, skinit)
    • stråla verbe (strålar, strålade, strålat)
    • lysa verbe (lysar, lysade, lysat)
  3. stralen (licht schijnen)
    lysa; skina; stråla; glänsa; skimra
    • lysa verbe (lysar, lysade, lysat)
    • skina verbe (skiner, sken, skinit)
    • stråla verbe (strålar, strålade, strålat)
    • glänsa verbe (glänser, glänste, glänst)
    • skimra verbe (skimrar, skimrade, skimrat)

Conjugations for stralen:

o.t.t.
  1. straal
  2. straalt
  3. straalt
  4. stralen
  5. stralen
  6. stralen
o.v.t.
  1. straalde
  2. straalde
  3. straalde
  4. straalden
  5. straalden
  6. straalden
v.t.t.
  1. ben gestraald
  2. bent gestraald
  3. is gestraald
  4. zijn gestraald
  5. zijn gestraald
  6. zijn gestraald
v.v.t.
  1. was gestraald
  2. was gestraald
  3. was gestraald
  4. waren gestraald
  5. waren gestraald
  6. waren gestraald
o.t.t.t.
  1. zal stralen
  2. zult stralen
  3. zal stralen
  4. zullen stralen
  5. zullen stralen
  6. zullen stralen
o.v.t.t.
  1. zou stralen
  2. zou stralen
  3. zou stralen
  4. zouden stralen
  5. zouden stralen
  6. zouden stralen
diversen
  1. straal!
  2. straalt!
  3. gestraald
  4. stralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stralen [de ~] nom, pluriel

  1. de stralen

Translation Matrix for stralen:

NounRelated TranslationsOther Translations
strålar stralen
tindra getintel; tinteling
VerbRelated TranslationsOther Translations
glänsa licht schijnen; stralen fonkelen; geuren; glinsteren; pralen; pronken; schitteren; te kijk lopen met
gnistra flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen fonkelen; glimmen; glinsteren; vonken schieten
lysa blaken; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; stralen beschijnen; glunderen; verlichten
skimra licht schijnen; stralen gloren; zwak glanzen; zwak schijnen
skina blaken; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; stralen glunderen; licht geven; schijnen
spraka flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen flonkeren; knappen
spritta flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
stråla blaken; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; stralen glunderen; straling uitzenden
tindra flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
- zakken

Related Words for "stralen":


Synonyms for "stralen":


Antonyms for "stralen":


Related Definitions for "stralen":

  1. heel gelukkig en blij kijken1
    • zij straalde toen ze hoorde dat ze mee mocht1
  2. licht of warmte uitzenden1
    • de zon straalt aan de hemel1
  3. niet slagen voor een examen1
    • ik ben gestraald voor mijn rijbewijs1

Wiktionary Translations for stralen:


Cross Translation:
FromToVia
stralen stråla beam — to smile broadly
stralen lysa; skina; stråla shine — to emit light
stralen stråla rayonnerjeter, envoyer des rayons.