Dutch
Detailed Translations for verschonen from Dutch to Swedish
verschonen:
-
verschonen (excuseren)
-
verschonen (ontzien; in acht nemen; sparen)
Conjugations for verschonen:
o.t.t.
- verschoon
- verschoont
- verschoont
- verschonen
- verschonen
- verschonen
o.v.t.
- verschoonde
- verschoonde
- verschoonde
- verschoonden
- verschoonden
- verschoonden
v.t.t.
- heb verschoond
- hebt verschoond
- heeft verschoond
- hebben verschoond
- hebben verschoond
- hebben verschoond
v.v.t.
- had verschoond
- had verschoond
- had verschoond
- hadden verschoond
- hadden verschoond
- hadden verschoond
o.t.t.t.
- zal verschonen
- zult verschonen
- zal verschonen
- zullen verschonen
- zullen verschonen
- zullen verschonen
o.v.t.t.
- zou verschonen
- zou verschonen
- zou verschonen
- zouden verschonen
- zouden verschonen
- zouden verschonen
diversen
- verschoon!
- verschoont!
- verschoond
- verschonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verschonen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
tänka över | peinzer | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
förlåta | excuseren; verschonen | excuseren; excuses aanbieden; kwijtschelden; oogluikend toelaten; oogluikend toestaan; vergeven; vergiffenis schenken; verontschuldigen |
spara | in acht nemen; ontzien; sparen; verschonen | achterhouden; archiveren; behouden; besparen; bespreken; bewaren; geld besparen; matigen; minder gebruiken; opbergen; opslaan; opsparen; opzijleggen; reis boeken; reserveren; terughouden; vastleggen; zuinig zijn |
tänka över | in acht nemen; ontzien; sparen; verschonen | aarzelen; afwegen; beschouwen; doordenken; dubben; overdenken; overwegen; talmen; weifelen; wikken en wegen |
ursäkta | excuseren; verschonen | vergeven; vergiffenis schenken |