Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. licht:
  2. lichten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for licht from Dutch to Swedish

licht:

licht adj

  1. licht (lichtwegend)
    skir; skirt
  2. licht (niet moeilijk; eenvoudig; gemakkelijk; makkelijk; simpel)
    lätt
  3. licht (niet donker)
    ljus; ljust

Translation Matrix for licht:

NounRelated TranslationsOther Translations
ljus kaars; lichten
AdverbRelated TranslationsOther Translations
lätt eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel eenvoudig; eenvoudiger; gemakkelijk; miniem; minitueus; ongecompliceerd; simpel; vederlicht; verreweg
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ljus licht; niet donker aanschouwelijk; duidelijk
ljust licht; niet donker aanschouwelijk; duidelijk
skir licht; lichtwegend
skirt licht; lichtwegend

Related Words for "licht":


Antonyms for "licht":


Related Definitions for "licht":

  1. dichter bij wit dan bij zwart1
    • geel is een lichte kleur1
  2. gemakkelijk of soepel1
    • deze fiets loopt erg licht1
  3. lamp1
    • wil jij het licht uitdoen?1
  4. waar alles heel goed te zien is1
    • dit is een lichte kamer met al die ramen1
  5. wat niet ernstig is1
    • hij heeft een lichte griep1
  6. wat uit de zon of uit een lamp straalt1
    • deze lamp geeft veel licht1
  7. wat weinig inspanning vraagt1
    • dat is een lichte opleiding1
  8. wat weinig weegt1
    • deze koffer kan ik wel dragen, hij is erg licht1

Wiktionary Translations for licht:

licht
noun
  1. Elektromagnetische golven
  2. lichtbron
adjective
  1. Helder van kleur
  2. Vertalingen: na te kijken en onderverdelen per verklaring

Cross Translation:
FromToVia
licht ljus light — electromagnetic wave
licht ljus light — source of light
licht ljus light — spiritual truth
licht ljus; belyst light — having light
licht ljus; blek light — pale in colour
licht lätt light — of low weight
licht lätt light — low in fat, calories, alcohol, salt, etc.
licht lätt lite — low in calories
licht lätt leicht — ein geringes Gewicht habend
licht klar; tydlig; ljus clair — Qui a l’éclat du jour, de la lumière.
licht klen; svag faiblepersonne qui manquer de puissance, de ressources.
licht ljus lumière — physique|fr radiation électromagnétique qui peut produire une sensation visuelle.
licht lätt léger — Dont le poids est faible, qui ne pèse guère.
licht grund superficiel — Qui n’intéresser que la superficie, qui est uniquement en surface.

lichten:

lichten [de ~] nom, pluriel

  1. de lichten
    ljus

lichten verbe (licht, lichtte, lichtten, gelicht)

  1. lichten (bliksemen; weerlichten)
    upplysa
    • upplysa verbe (upplysar, upplysade, upplysat)
  2. lichten (naar boven trekken; omhoog trekken; omhoog rukken)
    utarbeta; dra upp; avfatta
    • utarbeta verbe (utarbetar, utarbetade, utarbetat)
    • dra upp verbe (drar upp, drog upp, dragit upp)
    • avfatta verbe (avfattar, avfattade, avfattat)
  3. lichten (verwijderen; afnemen; ecarteren; )
    avlägsna; ta bort
    • avlägsna verbe (avlägsnar, avlägsnade, avlägsnat)
    • ta bort verbe (tar bort, tog bort, tagit bort)
  4. lichten (flitsen; oplichten)
    blixtra
    • blixtra verbe (blixtrar, blixtrade, blixtrat)
  5. lichten (licht worden)
    gry; dagas; ljusna
    • gry verbe (gryr, grydde, grytt)
    • dagas verbe (dagas, dagades, dagats)
    • ljusna verbe (ljusnar, ljusnade, ljusnat)
  6. lichten (optillen; opheffen; heffen; )
    lyfta upp; hissa upp
    • lyfta upp verbe (lyftar upp, lyftade upp, lyftat upp)
    • hissa upp verbe (hissar upp, hissade upp, hissat upp)
  7. lichten (buslichten)
    tömma brevlådan
    • tömma brevlådan verbe (tömmer brevlådan, tömmde brevlådan, tömmt brevlådan)

Conjugations for lichten:

o.t.t.
  1. licht
  2. licht
  3. licht
  4. lichten
  5. lichten
  6. lichten
o.v.t.
  1. lichtte
  2. lichtte
  3. lichtte
  4. lichtten
  5. lichtten
  6. lichtten
v.t.t.
  1. heb gelicht
  2. hebt gelicht
  3. heeft gelicht
  4. hebben gelicht
  5. hebben gelicht
  6. hebben gelicht
v.v.t.
  1. had gelicht
  2. had gelicht
  3. had gelicht
  4. hadden gelicht
  5. hadden gelicht
  6. hadden gelicht
o.t.t.t.
  1. zal lichten
  2. zult lichten
  3. zal lichten
  4. zullen lichten
  5. zullen lichten
  6. zullen lichten
o.v.t.t.
  1. zou lichten
  2. zou lichten
  3. zou lichten
  4. zouden lichten
  5. zouden lichten
  6. zouden lichten
en verder
  1. is gelicht
  2. zijn gelicht
diversen
  1. licht!
  2. licht!
  3. gelicht
  4. lichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
dra upp op komen zetten
ljus lichten kaars
ta bort wegruimen
utarbeta opmaken; opstellen; redigeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
avfatta lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken
avlägsna afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken
blixtra flitsen; lichten; oplichten
dagas licht worden; lichten aanbreken van de dag; dagen
dra upp lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken hijsen; hoger draaien; met een takel ophijsen; naar boven brengen; naar boven leiden; naar boven voeren; omhoogdraaien; omhooghalen; omhoogrennen; omhoogrukken; omhoogsnellen; omhoogtrekken; opdraaien; openbreken; openleggen; ophijsen; takelen
gry licht worden; lichten
hissa upp heffen; lichten; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen met een takel ophijsen; omhoogrukken; takelen
ljusna licht worden; lichten beschijnen; bleek worden; opklaren; verlichten; wit wegtrekken; wolken verdwijnen
lyfta upp heffen; lichten; omhoog brengen; omhoogheffen; opheffen; optillen; tillen heffen; hijsen; met een takel ophijsen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogrukken; omhoogtillen; opheffen; samenvouwen; takelen
ta bort afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken afnemen; afstoffen; afvoeren; meedragen; nemen uit; publicatie ongedaan maken; stoffen; uitgommen; uitlichten; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verwijderen; vlakken; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvegen; wegvoeren; wissen
tömma brevlådan buslichten; lichten
upplysa bliksemen; lichten; weerlichten bijlichten; illumineren; informeren; inlichten; op de hoogte brengen; opklaren; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; wolken verdwijnen
utarbeta lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken preciseren; uitwerken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ljus aanschouwelijk; duidelijk; licht; niet donker

Wiktionary Translations for lichten:


Cross Translation:
FromToVia
lichten lysa upp; belysa light — to illuminate
lichten lysa; skina; glänsa luireémettre de la lumière.

Related Translations for licht