Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. weerspiegelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for weerspiegelen from Dutch to Swedish

weerspiegelen:

weerspiegelen verbe (weerspiegel, weerspiegelt, weerspiegelde, weerspiegelden, weerspiegeld)

  1. weerspiegelen (reflecteren; terugkaatsen)
    reflektera; återspegla; återkasta
    • reflektera verbe (reflekterar, reflekterade, reflekterat)
    • återspegla verbe (återspeglar, återspeglade, återspeglat)
    • återkasta verbe (återkastar, återkastade, återkastat)

Conjugations for weerspiegelen:

o.t.t.
  1. weerspiegel
  2. weerspiegelt
  3. weerspiegelt
  4. weerspiegelen
  5. weerspiegelen
  6. weerspiegelen
o.v.t.
  1. weerspiegelde
  2. weerspiegelde
  3. weerspiegelde
  4. weerspiegelden
  5. weerspiegelden
  6. weerspiegelden
v.t.t.
  1. heb weerspiegeld
  2. hebt weerspiegeld
  3. heeft weerspiegeld
  4. hebben weerspiegeld
  5. hebben weerspiegeld
  6. hebben weerspiegeld
v.v.t.
  1. had weerspiegeld
  2. had weerspiegeld
  3. had weerspiegeld
  4. hadden weerspiegeld
  5. hadden weerspiegeld
  6. hadden weerspiegeld
o.t.t.t.
  1. zal weerspiegelen
  2. zult weerspiegelen
  3. zal weerspiegelen
  4. zullen weerspiegelen
  5. zullen weerspiegelen
  6. zullen weerspiegelen
o.v.t.t.
  1. zou weerspiegelen
  2. zou weerspiegelen
  3. zou weerspiegelen
  4. zouden weerspiegelen
  5. zouden weerspiegelen
  6. zouden weerspiegelen
diversen
  1. weerspiegel!
  2. weerspiegelt!
  3. weerspiegeld
  4. weerspiegelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weerspiegelen [znw.] nom

  1. weerspiegelen (weerschijnen)

Translation Matrix for weerspiegelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
speglande weerschijnen; weerspiegelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
reflektera reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen afspiegelen; reflecteren; weerkaatsen; weerschijnen
återkasta reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen; weerschijnen
återspegla reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen afspiegelen; weerkaatsen; weerschijnen

Wiktionary Translations for weerspiegelen:


Cross Translation:
FromToVia
weerspiegelen återkasta reflect — to mirror, or show the image of something
weerspiegelen förjaga renvoyerenvoyer de nouveau.
weerspiegelen begrunda; besinna; betänka; övertänka réfléchir — À trier