Dutch
Detailed Translations for opvallen from Dutch to Swedish
opvallen:
Conjugations for opvallen:
o.t.t.
- val op
- valt op
- valt op
- vallen op
- vallen op
- vallen op
o.v.t.
- viel op
- viel op
- viel op
- vielen op
- vielen op
- vielen op
v.t.t.
- ben opgevallen
- bent opgevallen
- is opgevallen
- zijn opgevallen
- zijn opgevallen
- zijn opgevallen
v.v.t.
- was opgevallen
- was opgevallen
- was opgevallen
- waren opgevallen
- waren opgevallen
- waren opgevallen
o.t.t.t.
- zal opvallen
- zult opvallen
- zal opvallen
- zullen opvallen
- zullen opvallen
- zullen opvallen
o.v.t.t.
- zou opvallen
- zou opvallen
- zou opvallen
- zouden opvallen
- zouden opvallen
- zouden opvallen
diversen
- val op!
- valt op!
- opgevallen
- opvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opvallen
Translation Matrix for opvallen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ögonfallande | opvallen | blik; oogopslag |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dra uppmärksamhet | afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken | aandacht trekken |
vara uppfallande | afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
dra uppmärksamhet | aandachttrekkend |