Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aangeschoten:
  2. aanschieten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aangeschoten from Dutch to Swedish

aangeschoten:


Translation Matrix for aangeschoten:

NounRelated TranslationsOther Translations
sårad geestelijk geraakte; gekwetste
träffad aanboren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
berusat aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken bedwelmd; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; onder invloed; zat
full aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken kompleet; plenair; voltallig
fullt aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken afgeladen; opgevuld; verzadigd; vol; volgegeten; volgestopt
halvt berusat aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
lätt berusad aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
lätt berusat aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
onykter aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken
onyktert aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken
pirum aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
påverkat aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken
skadskjutet aangeschoten; getroffen
sårad aangeschoten; getroffen aangeslagen; gehavend; gekwetst; gepikeerd; gewond; ontstemd
sårat aangeschoten; getroffen aangeslagen; gehavend; gepikeerd; gewond; ontstemd
träffad aangeschoten; getroffen
träffat aangeschoten; getroffen

Wiktionary Translations for aangeschoten:


Cross Translation:
FromToVia
aangeschoten dragen; salongsberusad tipsy — slightly drunk

aanschieten:

aanschieten verbe (schiet aan, schoot aan, schoten aan, aangeschoten)

  1. aanschieten
    ta på sig
    • ta på sig verbe (tar på sig, tog på sig, tagit på sig)

Conjugations for aanschieten:

o.t.t.
  1. schiet aan
  2. schiet aan
  3. schiet aan
  4. schieten aan
  5. schieten aan
  6. schieten aan
o.v.t.
  1. schoot aan
  2. schoot aan
  3. schoot aan
  4. schoten aan
  5. schoten aan
  6. schoten aan
v.t.t.
  1. heb aangeschoten
  2. hebt aangeschoten
  3. heeft aangeschoten
  4. hebben aangeschoten
  5. hebben aangeschoten
  6. hebben aangeschoten
v.v.t.
  1. had aangeschoten
  2. had aangeschoten
  3. had aangeschoten
  4. hadden aangeschoten
  5. hadden aangeschoten
  6. hadden aangeschoten
o.t.t.t.
  1. zal aanschieten
  2. zult aanschieten
  3. zal aanschieten
  4. zullen aanschieten
  5. zullen aanschieten
  6. zullen aanschieten
o.v.t.t.
  1. zou aanschieten
  2. zou aanschieten
  3. zou aanschieten
  4. zouden aanschieten
  5. zouden aanschieten
  6. zouden aanschieten
diversen
  1. schiet aan!
  2. schiet aan!
  3. aangeschoten
  4. aanschietende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanschieten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ta på sig aanschieten aanpakken; onderhanden nemen