Dutch
Detailed Translations for aanmoedigen from Dutch to Swedish
aanmoedigen:
-
aanmoedigen (aanvuren; toejuichen; bezielen)
-
aanmoedigen (iemand motiveren; stimuleren; prikkelen)
-
aanmoedigen (stimuleren; activeren; opwekken; oppeppen; bezielen)
-
aanmoedigen (aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren)
-
aanmoedigen
Conjugations for aanmoedigen:
o.t.t.
- moedig aan
- moedigt aan
- moedigt aan
- moedigen aan
- moedigen aan
- moedigen aan
o.v.t.
- moedigde aan
- moedigde aan
- moedigde aan
- moedigden aan
- moedigden aan
- moedigden aan
v.t.t.
- heb aangemoedigd
- hebt aangemoedigd
- heeft aangemoedigd
- hebben aangemoedigd
- hebben aangemoedigd
- hebben aangemoedigd
v.v.t.
- had aangemoedigd
- had aangemoedigd
- had aangemoedigd
- hadden aangemoedigd
- hadden aangemoedigd
- hadden aangemoedigd
o.t.t.t.
- zal aanmoedigen
- zult aanmoedigen
- zal aanmoedigen
- zullen aanmoedigen
- zullen aanmoedigen
- zullen aanmoedigen
o.v.t.t.
- zou aanmoedigen
- zou aanmoedigen
- zou aanmoedigen
- zouden aanmoedigen
- zouden aanmoedigen
- zouden aanmoedigen
diversen
- moedig aan!
- moedigt aan!
- aangemoedigd
- aanmoedigende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanmoedigen (aanvuren; stimuleren; toejuichen)
-
aanmoedigen (aansporen; aanzetten; stimuleren; prikkel)
Translation Matrix for aanmoedigen:
Wiktionary Translations for aanmoedigen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aanmoedigen | → uppmuntra | ↔ encourage — mentally support or motivate |
• aanmoedigen | → sporra | ↔ goad — to encourage or stimulate |
• aanmoedigen | → sporra | ↔ spur — to urge or encourage to action, or to a more vigorous pursuit of an object; to incite; to stimulate; to instigate; to impel; to drive |
• aanmoedigen | → inge mod; uppmuntra | ↔ ermutigen — jemandem zureden, etwas zu tun |